We zitten in een statig huis, met hoge ornamenten plafonds. Bij de ingang staat een reusachtige borstel waarmee je na een flinke wandeling de modder van je schoenen kunt boenen. Vroeger woonde hier de intendant. Het hoofd van de koninklijke huishouding van Paleis Soestdijk. Nu houdt Alex Vermeulen er kantoor. Als projectdirecteur bij het Rijksvastgoedbedrijf is hij verantwoordelijk voor het onderhoud, de tijdelijke openstelling en de begeleiding van de herbestemming van het paleis en de 165 hectare er omheen. Een ingewikkeld spel op een bijzondere en gevoelige plek. Een gesprek over framing, vooroordelen en lachende treurwilgen.
Het ene moment staat hij met de tuinman de voorraad hertenkorrels door te nemen en het volgende moment zit hij bij de minister aan tafel de herbestemming van het gebied te bespreken. Tussendoor praat hij met kunstenaars over lachende treurwilgen en met de radio-omroepen over de mogelijkheden voor een opera van de twintigste eeuw in de paleistuinen. Kortom hij is rentmeester, cultureel ondernemer en gebiedsontwikkelaar in één en daar heeft hij drie dagen in de week voor. ‘Veel’, vinden sommigen. ‘Te weinig’, vindt hij zelf. Maar het is de enige manier om ook zijn andere projecten, de Nieuwe Entree van het Van Goghmuseum Amsterdam, de verbouwing van Nationaal Museum Paleis Het Loo, en het nieuwe huisvestingstelsel voor Rijksmusea, ook te kunnen doen. ‘Soestdijk is zo’n project waarvan je aanvoelt dat het onmiddellijk in de publieke belangstelling komt, zodra je gaat bewegen. Dit is een historisch beladen plek, met veel verschillende spelers die allemaal weer verschillende opvattingen hebben, waardoor je elke beweging zorgvuldige moet voorbereiden. En dat kost tijd, heel veel tijd.’
Is het dan niet gemakkelijker om gewoon niet te bewegen en het lekker te laten zoals het is?
‘Nee, dat is geen optie. Het in stand houden van het paleis en het landgoed eromheen kost 2,5 miljoen euro per jaar. Alleen al aan stookkosten ben je een paar ton per jaar kwijt. Dat is op ten duur niet meer te verantwoorden voor het Rijk. En niets doen zorgt er bovendien voor dat het paleis langzaam van je wegloopt en een bouwval wordt.’
Geschiedenislesje
Eerst even over die historisch beladen plek: tijd voor een kort geschiedenislesje. Rond 1650 liet Amsterdamse burgemeester de Graaf een jachthuis bouwen tussen Soest en Baarn. De jonge stadhouder Willem III, een fervent jager, kocht de hofstede aan de Zoestdijck in 1674 en bracht er zijn zomers door. In 1795 verloor de familie het jachtslot. Onder Franse invloed werd Soestdijk ‘genationaliseerd’. Het veranderde zelfs even in een Franse kazerne. In 1815 was Nederland weer een koninkrijk en de kroonprins – de latere Koning Willem II en zijn vrouw Anna Paulowna kregen het jachtslot cadeau voor zijn optreden in de veldslagen tegen de Fransen. Anna Paulowna vond het alleen een beetje tegenvallen. In een brief naar huis schreef ze: ‘Toen ik aankwam, dacht ik dat ik bij het poortwachtershuis stond. Dit bleek echter het paleis te zijn.’ Zij gaf de opdracht om de twee ’zijvleugels’ aan het hoofdgebouw te bouwen waardoor het zomerpaleis meer allure kreeg. Ook na hen bleef de koninklijke familie het paleis gebruiken als zomerverblijf. Permanent bewoond werd Paleis Soestdijk pas vanaf 1937, toen prinses Juliana en prins Bernhard er na hun huwelijk hun intrek namen. Het Nederlandse volk had het paar als nationaal huldeblijk een verbouwing aangeboden. Het paleis kreeg centrale verwarming en een comfortabel, modern appartement aan de achterzijde. Toen prinses Beatrix werd ingehuldigd als koningin, in 1980, was Paleis Soestdijk geen koninklijke residentie meer. Prinses Juliana en prins Bernhard bleven er wonen tot hun dood in 2004.
Rust aan het front
Sinds 1971 is het paleis Rijksbezit en toegevoegd aan de portefeuille van het Rijksvastgoedbedrijf (toen nog Rijksgebouwendienst.) Tot 2004 was het vooral een woonpaleis en werd actief en grootschalig onderhoud door de familie discreet afgehouden. ‘Vanaf 2005 zijn we dus ook pas echt gaan kijken wat we eigenlijk in handen hadden. Wat is het voor vastgoed? Wat is de staat? En wat willen en kunnen we ermee? Wat doen we met het personeel dat op het landgoed woont en werkt? En wat is de cultuurhistorische en archeologische waarde van het gebied?’ Hier is een aantal jaar voor uitgetrokken, vooral ook om eerst een beetje rust aan het front te creëren. Vanaf 2007 is het paleis voor het eerst opengesteld voor rondleidingen en tijdelijke evenementen en tentoonstellingen. ‘Sindsdien hebben we al meer dan een miljoen bezoekers ontvangen.’ Sinds november vorig jaar is Vermeulen aangesteld als projectdirecteur en sindsdien dus verantwoordelijk voor het onderhoud van het paleis en het landgoed, de programmering van het tijdelijk gebruik en ‘de begeleiding van de herbestemming.’
De begeleiding van de herbestemming. Dat klinkt voorzichtig? Waarom heb je niet gewoon de opdracht gekregen om de herbestemming te regelen?
‘Minister Blok (Wonen en Rijksdienst) heeft te kennen gegeven dat hij voorlopig geen initiatief neemt voor een herbestemming van het paleis, maar dat hij open staat voor duurzame en interessante ideeën uit de markt. Voor mijn positie betekent dit, dat ik ook niet actief aan een herbestemming werk, maar onder de radar met veel mensen spreek. Wij zijn een uitvoerende dienst onder de minister. Tegelijkertijd weten we dat dit uiteindelijk geen houdbare situatie is. De kosten voor dit paleis zijn op lange termijn niet meer te verantwoorden. Bovendien zullen rond 2018 de verwarmingsketels aan vervanging toe zijn en dan is het belangrijk om te weten hoe het paleis in de toekomst gebruikt gaat worden. Het is dus aan mij om dit zonder expliciete opdracht toch naar een zo’n optimaal mogelijke herbestemming te begeleiden.’
Je hebt jarenlange ervaring als projectdirecteur. Je was lid van de directie van de Rijksgebouwendienst. Je volgt het Topprogramma bij Neerlands diep. Ben jij niet wat zwaar kaliber voor zo’n aaibaar project in de wachtstand? Waar zit voor jou de uitdaging?
‘In dit hele spel. Om in de ogenschijnlijk kleine ruimte die ik heb toch een grote verandering mogelijk te maken. Het is omgevingsmanagement op de vierkante millimeter. Ik krijg hier inderdaad weleens mensen op bezoek die zeggen: “Nou, hier kun je het wel uithouden tot je pensioen” en dan zeg ik: “ja, maar dan hoop ik wel ver voor die tijd die herbestemming geregeld te hebben”. Want dat is mijn doel.’
Waarom is dat voor jou zo belangrijk?
‘De enige manier om het een plek van betekenis te laten blijven, is er een nieuwe betekenis aan te geven en dat gaat alleen met de juiste herbestemming. De functie die het had, heeft het nu eenmaal niet meer. Dan kun je dat wel willen conserveren, maar het zijn de bewoners door de eeuwen die deze plek bijzonder hebben gemaakt en die zijn weg. We moeten dus van een Lieux de Mémoire (plaats van herinnering) naar een Lieux de Départ . Een plaats van vertrek, waarin nieuwe waardevolle herinneringen kunnen ontstaan.’
Je noemde het omgevingsmanagement op de vierkante millimeter. Wat bedoel je daarmee?
‘Iedereen vindt iets van dit project. Het ligt gevoelig bij veel mensen, zelfs bij mensen waar ik dagelijks mee werk. Neem nu de tuinmannen. Toen ik ze laatst een compliment maakte over hoe mooi het bos erbij lag, zeiden ze: “Ja meneer, dat moet ook wel. Dat wilde de familie ook altijd.” Daaruit kun je opmaken dat het hele beleefde en dienstbare mensen zijn, maar er zit ook de boodschap in verstopt dat je wel van heel goede huize moet komen als je iets anders wilt dan de koninklijke familie wilde. Zij zijn met hart en ziel voor dat bos opgevoed en zitten er helemaal niet op te wachten het open te stellen voor een groot publiek, dat daar maar hun ijspapiertjes in laat slingeren. Als ik die tuinlieden op de grasmaaier wil houden, moet ik daar rekening mee houden en ze meenemen vanuit hun belevingswereld. En dat geldt voor iedereen. Ik onderhoud nauw contact met de burgemeesters en gedeputeerde, zit af en toe bij omroep Soest en maak hele bewuste keuzes in de tijdelijke programmering. Die moet niet alleen passen bij wat het nu is, maar het moet vooral passen bij wat het kan worden.’
Zoals een lachende treurwilg bijvoorbeeld?
‘We zijn bezig met een project dat we ‘Palace in Wonderland’ genoemd hebben. Hiervoor hebben we acht gerenommeerde kunstenaars gevraagd om hun toekomstvisie voor het paleis te vertalen in tijdelijke kunstinstallaties voor het park. Een van hen kwam met een lachende treurwilg die symbool staat voor de natuur die het paleis overneemt wanneer je er niets mee doet. Het doel is geprikkeld te worden om op een andere manier na te denken over de toekomst van deze plek. Maar we zijn ook bezig met een jongerenfestival in het park en een fototentoonstelling in het paleis. Als je naar een goede herbestemming wilt, moet je in mijn ogen niet alleen kijken naar het witte paviljoen, maar juist ook naar het park eromheen en dan zoek ik bij uitstek naar mensen die groter kunnen denken dan een wandelpark. Wat ik daarin een heel geslaagd voorbeeld vind, is de Westergasfabriek in Amsterdam.
Waarom?
‘Tijdens de ontwikkeling van dit project hebben ze steeds voor ogen gehouden welke betekenis het voor de stad moest krijgen en dat in hun tijdelijke programmering tot uiting gebracht. Grote commerciële partijen stonden in de rij, maar die hebben ze allemaal geweerd. Hiermee hebben ze de signatuur aan het project weten te geven die het nog steeds heeft en uiteindelijk de juiste partijen aan zich weten te binden die die signatuur zelf konden dragen. Zo kijk ik ook naar onze programmering.’
Heb je wat aan het Topprogramma in dit project?
‘Ja, heel veel. Het thema van de laatste bijeenkomst was bijvoorbeeld Framing. Ik heb iedereen hier uitgenodigd. Dit is namelijk een prachtig project om over dit onderwerp te praten. Juist omdat het project van zichzelf al een heel sterk frame heeft, ben ik continu bezig om daar het juiste reframe tegenover te zetten. Een sterk frame zorgt namelijk voor sterke vooroordelen en emoties vanuit alle kanten die het lastig maken om aan een eigen verhaal te bouwen. Dus als wilt bewegen, zul je heel zorgvuldig moeten reframen.’
Hoe doe je dat?
‘Door niet alleen mijn eigen frame voor ogen te houden, maar juist ook heel goed te weten wat het frame is van degene die tegenover me zit. Ik zal ze mee moeten nemen in mijn verhaal, maar dat gaat alleen als ik me inleef in dat van hun. En dat van de tuinman is een ander verhaal dan dat van minister of van de kunstenaars.’
Het thema van het Topprogramma is leiderschap. Wat voor een leider ben jij?
‘Als ik het vergelijk met de projecten van mijn collega’s in het Topprogramma is dit een ander soort project. Ik leg geen snelweg of tunnel aan, ik ben minder bezig met deliverables, met de mechanische kant van projectmanagement, maar juist heel erg met de menselijke kant. Dat past ook bij mijn achtergrond. Ik heb Sociale Wetenschappen gestudeerd en niet zoals veel van mijn collega’s een technische studie. Leiderschap gaat voor mij dus altijd over interactie, verbindingen leggen en ruimte maken om samen een stap verder te zetten. Mijn focus ligt dus meer op het mogelijk maken dan op het maken zelf.’
Dat is nu precies het onderdeel waar veel grote mechanische projecten de laatste 15 jaar tegenaan zijn gelopen. Dat de complexiteit niet zozeer in de techniek zit maar juist in de menselijke kant en de samenwerking en interactie met de omgeving. Iets waarvan steeds meer projectmanagers inzien dat daar meer aandacht voor moet komen. Bij jou is dat juist de focus. Interessant?
‘Veel projecten bij het Rijksvastgoedbedrijf hebben een dergelijke focus, vooral als het gaat om de bijzondere Rijksmonumenten. We maken niet iets nieuws, we helpen er hooguit nieuw leven in te blazen. We gaan uit van iets wat er is en waar de omgeving zich al toe heeft verhouden. Het is dan denk ik gemakkelijker om ze direct bij aanvang bij het proces te betrekken, dan bij iets wat er pas over tien jaar komt.’
Maar niet minder belangrijk lijkt me. Hebben je collega’s uit het programma daar wat aan?
‘Het mooie van zo’n programma is natuurlijk dat je met mensen bijeen zit die allemaal uit andere organisaties komen. We begrijpen elkaar om dat er veel overeenkomsten in ons werk zitten. Maar je leert vooral van de verschillen. Verschil in achtergrond, aanpak en focus. Dus ja, ik denk dat mensen wat aan mijn aanpak bij Soestdijk kunnen hebben, maar niet meer dan ik leer van de aanpak in andere projecten. Dat maakt het Topprogramma zo waardevol.’