De bouwfase van het project A15 Maasvlakte – Vaanplein, een van de eerste DBFM-contracten van Rijkswaterstaat, is voltooid. Voor het projectteam reden om de wijze waarop het projectmanagementproces is verlopen te evalueren. Zij trokken, met behulp van de Neerlands diep Spiegel, lessen die nuttig zijn voor andere projecten die in uitvoering zijn of in de toekomst worden uitgevoerd.
A15 MaVa was in 2010 een van de eerste DBFM-contracten die Rijkswaterstaat afsloot. DBFM betekent dat consortium A-Lanes A15, een samenwerkingsverband van Ballast Nedam, John Laing, Strabag en Strukton, niet alleen het ontwerp en de bouw, maar ook de voorfinanciering en het onderhoud tot april 2035 voor zijn rekening neemt. Bij de gunning van het contract was er bij Rijkswaterstaat een sterk geloof in een aanpak waarbij een groot deel van de verantwoordelijkheden bij de markt werden gelegd en de projectorganisatie vooral een rol op de achtergrond vervulde. Inmiddels is mede door de ervaringen bij A15 MaVa duidelijk geworden dat deze aanpak, ook wel het Bahamamodel genoemd, niet zondermeer werkt.
Bij MaVa is gaandeweg het project de switch gemaakt van “de markt moet het oplossen” naar “we moeten het samen oplossen”. Ook op andere gebieden heeft Rijkswaterstaat veel geleerd van de ervaringen bij MaVa en de Tweede Coentunnel, die andere pionier op DBFM-gebied.
Tijdens de Spiegel van Neerlands diep, waar leden van het projectteam in gesprek gaan met collega’s uit het netwerk, werden diverse waarnemingen gedaan. De belangrijkste lessen en conclusies zijn te vinden in dit rapport. Een aantal lessen zijn:
Lees de overige aanbevelingen in het rapport.