Over het projectmanagement
Welke ontwikkeling heeft het vak projectmanagement tijdens jouw loopbaan doorgemaakt?
“Het is vooral de afgelopen jaren ingrijpend veranderd. Overheidsprojectmanagement in de bouw en infrastructuur is breder en integraler geworden. In plaats van alleen het realiseren van een gebouw, weg of een spoorlijn, gaat het bijvoorbeeld steeds vaker om het met meerdere partijen ontwikkelen van een gebied. Moreelse Tuinen in Utrecht is daar een voorbeeld van. Duurzaamheid is tegenwoordig een onderdeel van haast elk contract en allang geen experimentele clausule meer. De projectmanager was in het verleden vooral een techneut, die focuste op het binnen tijd, budget, scope en tegen afgesproken kwaliteit opleveren van een project. Het accent ligt nu veel meer op de menselijke kant. Op interactie, verbindingen leggen en ruimte scheppen om samen met andere stakeholders stappen te zetten. En dit is maar een greep uit de veranderingen die de afgelopen jaren hebben plaatsgevonden.”
“Een nadeel van deze snelle ontwikkeling is dat het projectdenken dominant is geworden bij overheidsorganisaties. Realisatieprojecten hebben veel status. Dat gaat ten koste van vervanging, beheer en onderhoud. Deze vakgebieden hebben lange tijd het imago gehad dat er weinig gebeurt en dat je daar dus niet moet gaan werken. Door de enorme vervangings- en renovatieopgave die er ligt, worden we gedwongen hier anders over te denken. Realisatieprojecten moeten sowieso nadrukkelijker oog krijgen voor de lange termijn. Wat zij in enkele jaren maken, moet immers nog een veelvoud van die tijd beheerd en onderhouden worden. Toen ik directeur was bij een ICT-bedrijf, was de gedachtegang bij de projectmensen: we ontwikkelen een mooie oplossing, installeren deze, testen of het werkt en zo ja, champagne! Dan is ons werk gedaan. Waarna de volgende dag de vragen van gebruikers binnenstroomden bij de helpdesk. En daar hadden de medewerkers geen idee wat er geïnstalleerd was. Dat irriteerde mij mateloos. Ik heb daarom het tellen tot twaalf ingevoerd. Bij tien is het project klaar, elf is zorgen dat de documentatie op orde is, twaalf is overdragen aan de helpdesk. Als een project niet tot twaalf had geteld, moest de helpdesk elke hulpvraag doorzetten naar de projectmanager. Binnen de kortste keren was de situatie opgelost. Een vergelijkbare omslag is nu binnen de overheid nodig.”
Veel werk aan de winkel dus?
“Zeker. Maar we starten niet vanaf nul gelukkig. We zijn in Nederland bijvoorbeeld verder in het assetdenken dan veel andere landen. In Italië laten ze soms letterlijk de boel in elkaar storten. Met een realisatieproject wordt vervolgens gezorgd dat alles weer netjes is en functioneert. In Nederland is dat ondenkbaar. Buitenlanders leg ik dat uit met behulp van het verhaal van Hansje Brinker. Die steekt zijn vinger in de dijk om te voorkomen dat we allemaal verdrinken. Het symboliseert mooi waarom we in Nederland niet kunnen afwachten en onze spullen netjes moeten onderhouden. Als we dat niet doen, leidt het in onze laaggelegen delta onherroepelijk tot problemen. Die mindset nemen we ook mee bij andere onderwerpen dan waterveiligheid.”
Naast meer aandacht voor vervanging, beheer en onderhoud, zijn er ook andere onderwerpen waarin verder ontwikkeling noodzakelijk is, geeft de afzwaaiende Nd-directeur aan. Met de komst van de nieuwe Omgevingswet worden participatie, gebiedsontwikkeling, meervoudig opdrachtgeverschap en werken vanuit de opgave nog belangrijker dan ze nu al zijn. De groeiende rol van data en technologie is een andere ontwikkeling die het projectmanagement en de overheid als geheel indringend gaat veranderen. Hier deelde Vermeulen eind 2018 al zijn visie (en de visie van Neerlands diep) op de toekomst van het vak projectmanagement en wat dit vraagt van projectmanagers.
Wat is stand van het land op projectgebied?
“Alles overziend is Nederland goed in projecten. Neem Ruimte voor de Rivier, de weguitbreiding Schiphol-Amsterdam-Almere (SAA), de transformatie van de Knoopkazerne in Utrecht tot rijkskantoor. Maar bijvoorbeeld ook de Noord/Zuidlijn en de verbouwing van het Rijksmuseum. Natuurlijk hadden bij deze projecten zaken anders en beter gekund. Maar uiteindelijk ligt er een mooi en maatschappelijk waardevol eindresultaat, waarop we trots mogen zijn. En ik kan zo nog tientallen andere projecten opnoemen waarvoor hetzelfde geldt. Ik heb dan ook moeite met de negatieve geluiden die ik te vaak hoor over onze projectprestaties. Alsof overschrijdingen en incompetentie schering en inslag zijn. Het accent ligt bovendien erg op risico’s en de beheersing hiervan. We accepteren het niet dat dingen misgaan, vanuit de politiek hoor je geluiden als ‘dit mag nooit meer gebeuren’. Naar analogie van Rutger Bregmans boek ‘De meeste mensen deugen’ is mijn overtuiging dat de meeste projecten deugen. Het is gebruikelijk om te leren van wat er fout gaat, maar we kunnen minstens zoveel leren van wat er goed gaat. Sterker nog: Ik denk dat we meer kunnen halen uit het delen van de succesfactoren van projecten dan uit het zoveelste McKinsey rapport dat vertelt hoe het beter en anders moet. Want wie garandeert dat die adviezen wel werken?”